![]() In de 17e eeuw was zijn huis beroemd in Amsterdam. Er stonden kasten vol glazen potten met in alcohol drijvende wezens. De planken van zijn kabinetten droegen de meest bijzondere verzamelingen uit de Oost en de West. Aangezien Frederik Ruysch ook een van de grootste vlindercollecties bezat, is Maria Sibylla Merian vast binnen geweest. Nadat je over de drempel van het huis van Ruysch aan de Bloemgracht was gestapt en je de geluiden van buiten achter had gelaten, zag je als eerste een tombe met verschillende geraamten of delen daarvan. Een daarvan was het skelet van een driejarig jongetje die het geraamte van een papagaai vasthield. De vogel verwees daarmee naar het vliegen van de tijd. Dit paste bij die tijd. In de 17e eeuw was men zich bewust van de broosheid van het bestaan, wist men dat de dood elk moment kon toeslaan. Men vond dat men daarop voorbereid moest zijn. Ruysch onderscheidde zich door de schoonheid die hij zijn verzameling wilde meegeven. Hij schonk veel aandacht aan de vormgeving van de opstelling. Zijn doel was de kennis over het menselijk lichaam te vergroten. Het lukt mij niet goed een voorstelling te maken van zijn museum. Het maakt me nieuwsgierig naar hoe Maria Sibylla Merian daar heeft rondgelopen. Planken vol preparaten van organen van mensen en dieren. Vaten, genitalia, baarmoeders, blazen, nieren, hersenen, harten en nog veel meer. Sommige aan mootjes gesneden zodat je de doorsnede kon bewonderen. Anderen opengesneden, zodat je de binnenkant kon zien. Er waren ook gal-, nier- en blaasstenen die je kon bestuderen en een lintworm op sterk water. Het was een andere tijd dan nu. Eeuwenlang hadden de mensen hun kennis uit boeken gehaald en nu gingen ze kijken, onderzoeken of alles wat ze voor waar hadden aangenomen klopte. De verhalen die de zeelieden meenamen uit de Oost en de West was daar een oorzaak van. In de 17e eeuw heerste een onderzoeksdrift die als gevolg had dat vaste zekerheden omvielen. Zo bleek het hart niet het centrale orgaan in het lichaam te zijn, maar een gewone spier. De zon draaide niet om de aarde, maar andersom. De bloedsomloop werd ontdekt, evenals de microscoop. Rupsen en vlinders waren geen aparte diersoorten, maar een rups veranderde in een vlinder. Toen ik me inlas voor Het rupsenhuis kon ik niet anders dan onder de indruk raken van Frederik Ruysch. Zijn ontdekkingen hebben de gezondheidszorg verbeterd. Hij keek verder dan zijn neus lang was en was niet bang zijn nek uit te steken. Ruysch was niet alleen een anatomist, maar ook een kunstenaar. Bronnen: 'De doodskunstenaar' en 'Frederik Ruysch, op het snijvlak van kunst en wetenschap' van Luuc Kooijmans.
0 Reacties
![]() Ze leefde in een tijd waarin men dacht dat insecten uit stof ontstonden. Maria Sybilla Merian werd geboren in het jaar 1647 en stierf in 1717. Ze was niet alleen een vrouw die haar dromen achterna ging, maar ook een kunstenares. Met haar tekeningen bracht ze nauwkeurig in beeld hoe een rups veranderde in een vlinder. Daarmee was zij een van de eersten die vastlegde hoe die metamorfose verliep. Haar nieuwsgierigheid, die ze met zoveel van haar tijdgenoten deelde, bracht haar helemaal naar Suriname. Ze is een opmerkelijke vrouw. Ze kwam uit Duitsland, kreeg daar twee dochters en trok toen via het Friese Wieuwerd naar Amsterdam. Rond die tijd scheidde ze van haar man, ook niet echt gebruikelijk voor een vrouw in haar tijd. Maar gebruikelijk is niet een woord dat past bij Maria Sibylla Merian. Toen ze op het schip naar Suriname stapte was ze de vijftig al gepasseerd. Nu hoor ik je denken: dat valt toch wel mee? Maar in de tijd van Merian was je op je zestigste al bejaard. Mensen werden niet zo oud als vandaag de dag. In de 17e eeuw lag de dood elke dag op de loer. Er waren bijvoorbeeld nog geen vaccins en een groot deel van de kinderen stierf voor hun eerste verjaardag. Haar jongste dochter ging met Merian mee. Vanuit Amsterdam staken ze de Zuiderzee over naar Texel. Daar gingen ze met een konvooi aan schepen naar West. Bijna twee jaar is Merian in Suriname gebleven. Ze verzamelde insecten die ze in Europa niet eerder hadden gezien en kreeg daarbij hulp van Indianen en slaven van de plantages waar ze verbleef. Volgens de overleveringen nam ze een Indiaanse vrouw mee terug naar Amsterdam, een 'Indianin'. Deze vrouw zonder naam heeft - met al haar kennis - Merian vast geholpen bij het vastleggen van de eigenschappen van de insecten en planten uit Suriname. De honger naar het-niet-eerder-vertoonde was groot in Europa. Hebben wij Facebook en Instagram, zij hadden herbergen waar je tegen een kleine vergoeding bijzondere dieren kon bekijken. Zo stond herberg Blaauwe Jan in Amsterdam in het laatste deel van de 17e eeuw bekend om de kleine dierentuin in de achtertuin. Hierin werden tropische vogels en wilde dieren gehouden. In herberg De Witte Oliphant hadden ze een krokodil en leguanen. De droom van Sibylla Merian moet groot zijn geweest, aangezien de reis naar Suriname vol gevaren was. Piraterij, epidemieën en giftige insecten in West werden veel mensen fataal. Inez van Dullemen heeft een boek over het leven van Merian geschreven. In een van de scenes beschrijft ze dat Merian buiten zit en haar voeten laat controleren. In Suriname leefden namelijk zandvlooien die een gaatje in je voet boren, het liefst onder je nagel en daar hun eitjes leggen. Als je die eitjes niet weghaalt voor ze uitkomen, heb je al snel een bult krioelende maden onder je huid. Met een dodelijke infectie als gevolg. Maar Sibylla Merian maakte haar droom waar: een boek waarin ze verhaalde over haar observaties in Suriname. Metamorphosis insectorum Surinamensium, ofwel Verandering der Surinaamsche insecten. Het verscheen voor het eerst in 1705 en is vorig jaar voor de zoveelste keer opnieuw uitgegeven. Je zou er jaloers op worden.
Onze jongste ging nog maar net naar de grote school. Op de tweede dag kon hij zijn boeken ophalen, samen met zijn zus. Deze dag ondervond ik aan den lijve de bijwerkingen van ‘het nieuwe normaal’. Mensen zijn bang, zoals een agent me later op die ochtend vertelde.
Nadat ik onze jongste niet al te uitbundig had uitgezwaaid op het station, ging ik boodschappen doen. Een uur later stond ik weer bij het station om de oudste uit te zwaaien. Thuisgekomen pakte ik de boodschappen uit en hing de was op. Terwijl ik daarmee bezig was, hoorde ik iemand hard op de deur van de buren bonken. Onze felle terriër ging als een idioot te keer en ik bedacht dat ik mijn fiets nog onder het dak moest zetten. Aan de voorkant van ons huis werd ik staande gehouden door een niet al te vriendelijke agent in uniform. Wijdbeens stond hij midden in onze voortuin: ‘Bent u de bewoner van dit pand?’ ‘Ja.’ (Mijn stressniveau steeg tot ongekende hoogte.) ‘Zijn er meer mensen aanwezig in dit pand?’ ‘Nee, ik ben alleen.’ (Wat is er aan de hand?) ‘U bent alleen?’ ‘Ja, ik ben alleen.’ (Wat is er aan de hand?) Er waren nog twee agenten. Ook zij hadden zich breed gemaakt en leken mij te taxeren. Voor ons huis stond een politieauto. Op de kruising, iets verderop, stond nog een schuin geparkeerd. Ik besefte het toen niet, maar al mijn vluchtroutes waren afgesneden. Mijn gedachten gingen razendsnel zonder iets logisch te produceren. ‘Wat is er aan de hand?’ De agent wees naar mijn auto. ‘Stond dit voertuig hier net ook al?’ ‘Ik ben er net mee weg geweest.’ ‘U heeft er in gereden?’ ‘Ja, ik heb boodschappen gedaan, de kinderen…’ ‘We hebben een melding gekregen over dit voertuig. Mogen we hem bekijken?’ ‘Gaat uw gang,’ zei ik. Ik had de deuren niet op slot gedaan omdat ik over drie kwartier weer weg moest om de kinderen en hun dertigduizend boeken op te halen. Een vrouwelijke agent kwam aarzelend op de auto af. Ze zwermde er wat omheen, alsof er explosiegevaar was, en toen opende ze een deur. Op de achterbank lag een speelgoedgeweer van onze jongste. De kolf is van een buks. Mijn man heeft er een ijzeren loop op gezet en een rij rommelmarktkogels aan vast gemaakt. ‘We hebben een melding gekregen over een vuurwapen,’ begon de agente gewichtig. Ze haalde het geweer uit de auto en bekeek het grondig. Daarna begon ze foto’s te maken. Eindelijk snapte ik het, hoewel ik het tegelijkertijd niet snapte. ‘Van wie is dit?’ vroeg de agent. ‘Van mijn zoon. Het is een speelgoedgeweer.’ Eindelijk kwam er wat ontspanning bij twee van de drie agenten. De vrouw bleef in haar rol: ‘Kun je hier iets mee afvuren?’ Weer mijn hoofd vol gedachten… Nu hoe je in vredesnaam iets zou kunnen afvuren met dat ding. Misschien als je heel hard door de loop zou spuwen dat er aan de andere kant wat spetters uit zouden komen, verder kom ik niet. De agent naast me antwoordde voor mij: ‘Nee.’ Ik viel hem maar meteen bij. Ze vroegen naar identificatie en ik draafde naar binnen om mijn rijbewijs te pakken. Terwijl hij gegevens noteerde, vroeg ik: ‘Is dit strafbaar?’ ‘Ik denk het niet,’ kreeg ik als antwoord. Agent nummer drie brak in: ‘Nou, ik ga naar mijn volgende afspraak, oké?’ En weg was hij. De vrouwelijke agent had zich even afzijdig gehouden om te overleggen met de chef en zei nu: ‘We moeten het wapen in beslag nemen. Het lijkt te echt.’ Ze bleef hardnekkig in haar rol en kwam nog met een officieel verhaal over degene die de melding had gedaan. Als deze nog stappen ondernam, moest ik naar bureau komen om een verklaring af te leggen. De agent beloofde hierover later op de dag te bellen. Ik heb niets meer gehoord. Fryslân boppe. Ruim tien jaar geleden bracht ik onze oudste naar de basisschool en gisteren heb ik onze jongste opgehaald, op zijn laatste dag. Daarmee is de basisschooltijd voorbij. Niet alleen de kinderen hebben van alles geleerd, ik ook.
Ik weet nog goed dat onze oudste naar school ging. Het lijkt helemaal niet zo lang geleden. Ik vond het best een ding om je kleuter zoveel uren in de week weg te brengen. Het heen en weer rijden begon, het op tijd staan omdat je elke keer weer iemand op moet halen. Soms hadden de kinderen het goed op de basisschool. Soms niet. Ik leerde dat de leerkracht niet alles weet en dat je soms moet knokken om dingen beter te krijgen voor je kind. Ik heb ook geleerd dat een goede leerkracht zijn of haar gewicht in goud waard is. De leerkracht die je kind echt ziet. Daar hebben we er ook veel van mogen meemaken, God zij dank. De eerste jaren zaten de kinderen op een kleine, overzichtelijke school. Ondanks de goede kwaliteit van onderwijs kwamen er te weinig nieuwe kinderen en moest de school zijn deuren sluiten. De oudste kon daar nog groep 8 afronden, maar de jongste ging voor de laatste twee jaar naar een andere basisschool, een grote school met voor mij nauwelijks overzicht. De eerste keer op het plein kregen mijn hersenen kortsluiting omdat er zoveel ouders stonden te wachten. Ik leerde dat als ergens veel mensen zijn je niemand meer echt ziet. Iets met bomen en bos, denk ik. Bij een grote school hoort ook een grote klas. Ik zag dat onze jongste het heerlijk vond om met zoveel jongens in de klas te zitten. Hoewel, zitten? Het is meer springen, duwen, trekken, schreeuwen, lachen en diverse combinaties daarvan. Hij werd meteen in de groep opgenomen, iets waar ik nog steeds dankbaar voor ben. Aan het einde van dit schooljaar hield een van de jongens een kampeerfeest. Met negen jongens in een paar tentjes dichtbij het kanaal. Mooier kan het niet. De basisschooltijd van onze kinderen heeft mij veranderd. Toen ik de oudste bracht, deed ik nog hard mijn best om in het ideale plaatje te passen. Een of ander achterlijk plaatje, dat ik in mijn hoofd had en waar ik me niet eens goed bewust van was. Ik wilde dat andere mensen me aardig vonden, dat ze me als een goede moeder zagen. En ik was bereid om mijn kinderen door het scherpe malletje van het ideale plaatje te duwen. Dat is niet meer. Het voordeel van een kleine school is dat je niet kunt opgaan in een menigte. En deze o zo mooie kleine school had veel ouders die open waren over dingen die thuis niet goed gingen. We hebben heel wat keren elkaars klaagzangen aangehoord en er om gelachen. (Soms werkten we ook best op elkaars zenuwen, dat hoort denk ik ook bij een kleine school.) En ja, ik heb ontdekt dat ik niet in het perfecte plaatje pas. Dat het plaatje meer kwaad doet dan goed. Dat mijn kinderen vooral zichzelf mogen zijn en dat hun welzijn voorop staat. Dat scherpe malletje ligt in de prullenbak. Al jaren. En ook al vind ik nog steeds belangrijk wat andere mensen van mij vinden, ik kom daar elk jaar wat losser van. Hoera. De enige beweging vormt de hete, trillende lucht. Ze moet zich bedwingen om het tentdoek niet aan de kant te schuiven en weg te rennen. Waar moet ze heen? Hij zal haar makkelijk vinden. Zijn gezicht was grauw geweest van vermoeidheid. Ze was op hem afgestapt en had hem in haar tent genodigd. Wat moest ze anders doen? Mannen zoals hij dringen zich toch wel een weg naar binnen. Hij zou er echt niet minder om slapen als hij haar eerst verkrachtte en dan uit de weg ruimde. Ze verstijft als ze achter zich een beweging hoort. Hij draait zich om, nestelt zich onder de deken. Haar deken. Traag zakt de zon naar beneden. Haar handen wringen in haar schoot. Ze had hem melk gegeven, in de hoop dat hij sneller in slaap zou vallen. Als er eindelijk een constante ademhaling klinkt, komt ze overeind. Stilletjes schuifelt ze langs hem, haar hart bonkt zo hard dat ze bang is dat hij het kan horen. Ze grist de spullen weg uit de hoek, gelooft nauwelijks dat ze dit echt gaat doen. Even later is ze terug bij de slapende gestalte. Wat ziet zijn gezicht er anders uit als hij slaapt! Zijn donkere, boze ogen gesloten, de frons in zijn wenkbrauwen gladgestreken. Op zijn gezicht en handen zitten vieze vegen, waarvan wil ze niet weten. Oorlogen zijn altijd smerig. Haar hand trilt als ze de pin boven zijn slaap laat zweven. De eerste slag moet goed zijn. ![]() Vroeger vervulde Jaëls verhaal mij met afschuw, tegenwoordig bewonder ik haar lef en zelfbeheersing. Net als Sara, Rebekka, Lea en Rachel leefde ze in tenten. Ze zal zich met de dagelijkse taken hebben beziggehouden: spinnen, graan malen, brood bakken, geiten melken en de melk verwerken tot klonterige yoghurt. Jaël was getrouwd met Heber, een man uit het volk van de Kenieten. De Bijbel vertelt dat de familie van Heber in vrede leefde met koning Jabin. Waarschijnlijk omdat de Kenieten ijzersmeden waren en koning Jabin deze smeden goed kon gebruiken om zijn negenhonderd ijzeren strijdwagens te onderhouden en te repareren. Maar Israël werd al twintig jaar onderdrukt door deze koning Jabin. Deborah, rechter van Israël en profetes, riep op tot een strijd met koning Jabin. Ondanks de honderden strijdwagens van de vijand verliepen de gevechten voorspoedig voor Israël. Ze wonnen en Sisera, de grote generaal van koning Jabins leger, sloeg op de vlucht. Of Jaël van de gebeurtenissen op de hoogte was, is niet duidelijk. Wel lijkt het of ze Sisera herkende toen hij uitgeput bij haar tent aankwam. Jaël was alleen en ze ging naar buiten, de grote generaal tegemoet. Kom bij mij, wees niet bevreesd,’ zei ze (Richteren 4:18). Sisera kwam in haar tent en zij dekte hem toe met een deken. Het klonk allemaal heel liefdevol en Jaël deed er nog een schepje bovenop door Sisera voedzame melk te geven toen hij om wat water vroeg. Daarna staat er weer dat ze hem toedekte. Sommige verklaringen beweren dat Jaël Sisera in haar bed lokte met als doel hem te doden. De Bijbel is hier niet duidelijk over. Ook al was hij meer dan moe, Sisera bleef een generaal en ook in de tent van een ander deelde hij de orders uit. Zal Jaël bang voor hem zijn geweest? Mannen met macht stonden in die tijd niet bekend om hun goede behandeling van vrouwen. Volgens de regels van de gastvrijheid had Sisera zich bij haar man moeten melden, het hoofd van het tentenkamp. In plaats daarvan commandeerde hij haar om bij de ingang van haar eigen tent te gaan staan en als er iemand voorbijkwam met de vraag of hij hier was, moest ze ‘niemand’ zeggen. Hij wilde verborgen blijven. Toen hij door slaap was overmand, veranderde de zorgzame Jaël in een krijger. Vervolgens nam Jaël een tentpin, nam een hamer in haar hand, ging stilletjes naar hem toe en dreef de pin in zijn slaap, zodat hij aan de grond vastzat. (Richteren 4:21) De Bijbel vertelt niet of God Jaël duidelijk had gemaakt wat ze doen moest. Duidelijk is wel dat ze haar lot in eigen handen nam. In plaats van af te wachten of hij haar zou overmeesteren en verkrachten, penetreerde ze hem met een tentpin. De geschiedenis keurde haar daad niet alleen goed, Jaël werd de hemel in geprezen. Haar actie was onderdeel van Gods plan voor de vijand van Israël: een beschamende dood. Deborah prees Jaël in haar lied: ‘Laat gezegend zijn boven de vrouwen, Jaël…’ Eeuwen later zou een engel verschijnen aan een jong meisje in een stoffig stadje en hij zou zeggen: ‘U bent gezegend onder de vrouwen.’ Was Jaël net als Maria, de moeder van Jezus? Maria koos ervoor Israël te redden, ook al overtrad ze de regels die toentertijd voor vrouwen golden. Maria vond haar volk belangrijker dan haar eigen reputatie. Deze blog is eerder verschenen op Sestra. Jaren geleden hoorde ik voor het eerst over e-readers, maar daar haalde ik mijn neus voor op. Je gaat toch niet een boek lezen vanaf een scherm? Nee, ik had echte boeken nodig, het gewicht in mijn handen, het papier tussen mijn vingers en de geur in mijn neus. Ik weet nog precies wanneer de eerste barst ontstond in deze overtuiging. Ik werkte die dag in de bibliotheek en er kwam een klant langs met zo’n apparaat. Ik moest even kijken hoe het ding eruit zag. Verwonderd constateerde ik dat het scherm op papier lijkt. Heel anders dan het scherm van een mobiel of tablet. Toch hield ik vast aan mijn ‘fysieke-boekenreligie’. Toen ging de bibliotheek dicht. Gelukkig had ik een stapel boeken thuis en ik hoopte er mijn tijd mee te kunnen uitzingen. Maar de bibliotheek bleef dicht. Ik herinnerde me dat wonderlijke apparaat met het scherm dat op echt papier leek. Ik twijfelde en ondertussen las ik een e-book op een tablet. Waardeloos vond ik het. Niet alleen omdat het scherm licht geeft en bovenin de genadeloze tijd zichtbaar doortikt, maar ook omdat het scherm je eigen hoofd weerspiegeld als je het ding uitzet. Elke keer schrikken. Om een lang verhaal kort te maken: mijn man werd er gek van om elk uur met alle voor- en nadelen van een e-reader om de oren geslagen te worden en zei: ‘Koop dat ding nu maar.’ Dat zetje had ik net nodig. Met spanning wachtte ik op de bezorger. Wat als het ding tegenviel? Wat als ik mij dat wonderlijke papierachtige scherm verbeeld had? Wat als ik die euro’s beter aan echte boeken had kunnen uitgeven? Ik maakte me voor niets zorgen. Het scherm is van wonderlijke, papierachtige kwaliteit. Met de Online Bibliotheek heb ik toegang tot 28.000 boeken. Ik ben helemaal gelukkig met het ding. De eerste dagen dat ik hem had en een van mijn huisgenoten in mijn buurt kwam, drukte ik hem of haar het apparaat onder de neus om te laten zien hoe prachtig het scherm is. Inmiddels bewegen ze zich met een boog om me heen. Kan ik rustig lezen. ![]() Online Bibliotheek Als je lid bent van de bibliotheek kun je met je abonnement e-books lenen bij de Online Bibliotheek. Het boek Machla is ook te huur. Ben je geen lid? De ThuisBieb App heeft 100 e-books voor iedereen, niet-leden en leden. Lezen is voor mij opgaan in een andere wereld. Iets wat ik in deze tijd graag doe. De bibliotheken zijn helaas gesloten, maar gelukkig is er nog een mogelijkheid om te blijven lezen. Bij de Online Bibliotheek kun je namelijk e-books lenen. Ik vind het heerlijk om zo'n voorraad achter de hand te hebben. De Online Bibliotheek heeft maar liefst 28.000 titels, waaronder Machla. Deze en de vijf hieronder kan ik je alvast aanbevelen:
Veel leesplezier!Heb jij ook boekentips en wil je ze hier delen? Welkom!
Wij geloven graag dat het je goed zal gaan, als je je best doet, de juiste keuzes maakt. In de Bijbel staan echter ook verhalen die dit niet onderschrijven. Kijk maar naar Michal. Ze is een dochter van Saul, de eerste koning van Israël, en Ahinoam. Michal hield van David. Daarmee begint haar tragische verhaal. Haar vader gebruikt haar om een val voor David op te zetten, maar dat mislukt en Michal wordt aan David gegeven. Later, als Saul David wil doden, kiest Michal voor haar man. Ze helpt hem ontsnappen en laat hem neer door het venster. Als je commentaren leest over Michal komt ze er niet best af. Ze wordt omschreven als ‘egoïstisch, belust op macht en rijkdom en onbetrouwbaar’. Klopt dat wel? Zij is de enige vrouw in de Bijbel van wie er geschreven staat dat ze van een man hield. Maar niets in de Bijbel geeft de indruk dat David ook van Michal heeft gehouden. Hij vlucht en het is goed mogelijk dat ze hem jaren niet heeft gezien. Tijdens zijn leven als vogelvrije zocht hij Jonathan op, maar Michal wordt nergens genoemd. Hij laat zijn familie bij hem brengen als hij bij de grot Adullam is, maar Michal is daar niet bij. Pas als David kans maakt op het koningschap over heel Israël komt Michal weer in beeld. Er zijn meer dan acht jaar verstreken. Inmiddels is David getrouwd met Abigaïl, Ahinoham, Maächa, Haggith en Egla. Later volgen er nog meer vrouwen. Veel meer. David wil Michal terug omdat ze een dochter van Saul is. Via haar kan hij de troon claimen. Had hij dat echt nodig? Maar er is een probleem. Nadat David is gevlucht heeft Saul Michal aan Paltiël gegeven. David stuurt mannen om haar te halen en als Michal wordt meegevoerd naar het huis van David, loopt Paltiël huilend achter haar aan. Pas als iemand hem wegstuurt, keert hij om. Hoe zou dat voor Michal zijn geweest? Haar vader en broers zijn op het slagveld omgekomen. Eén broer heeft nog een tijd over Israël geregeerd, maar ook hij is vermoord. Wat zij wil, lijkt geen enkele rol te spelen: ze wordt opgenomen in Davids huis. Als David de ark naar Jeruzalem haalt en daar een enorm feest van maakt, kijkt Michal weer door het raam. Nu is ze niet meer de vrouw van een vogelvrije, maar de vrouw van de koning. Zal ze gedacht hebben aan die keer dat hij was gevlucht in de nacht? Nu voelt ze geen liefde, maar verachting. Vaak is dit uitgelegd dat ze het niet kon aanzien dat hij danste en huppelde voor God. Maar is het niet mogelijk dat ze David veracht om hoe hij haar behandeld heeft? Ze spreekt David aan op zijn gedrag. Misschien komt hier wel al haar woede naar buiten. David heeft er geen oog voor. In het kort antwoordt hij dat God hem heeft aangesteld boven haar vader en dat hij kan doen wat hij wil. Niet lang daarna laat hij daar een stevig staaltje van zien als hij Bathseba laat halen en overspel met haar pleegt. Iets waar God hem voor zal straffen. Ondertussen blijft Michal kinderloos. Waarschijnlijk omdat David niet intiem met haar is geweest. We weten het niet. Michal was in elk geval dapper toen ze haar man hielp te ontsnappen. Ik zou haar niet ‘egoïstisch’ noemen, of ‘onbetrouwbaar’. Ze was een vrouw die, zoals zovelen in die tijd, overgeleverd was aan de mannen in haar leven. Ik hoop dat ze tijdens haar leven heeft geweten dat God haar kent en haar gedachten begrijpt (Psalm 139:1-2). Haar verhaal vertelt mij dat het leven niet maakbaar is. Dat je leven moeilijk kan zijn, ook al doe je hard je best en maak je goede keuzes. Herken je dat? Deze blog is ook verschenen op Sestra.
Met gebogen schouders sluipt ze in de buurt van de dorsvloer. De schemering omhelst haar. Wat als ze Boaz nergens ziet, wat als ze per ongeluk een andere man benadert? Het zweet breekt haar uit en ze ruikt de geurige zalf waarmee ze zichzelf zorgvuldig heeft ingesmeerd. Haar ogen dwalen over het veld, over de berg graan, over de mannen die drinken en lachen.
Dan ziet ze hem. Hij streelt zijn baard terwijl hij luistert naar de man naast hem, iets wat hij geregeld doet. Er zitten al grijze strengen door. Ze probeert een goede houding te vinden en klemt de mantel om haar heen. Terwijl ze haar blik op Boaz gericht houdt, wordt het donker. Na de dood van haar man laat Ruth alles achter en trekt met haar schoonmoeder Naomi naar een stadje in een onbekend land, met een onzekere toekomst. Eenmaal in Israël zorgt zij voor brood op de plank door aren te zoeken op het land van Boaz, een welgestelde man. Dan bedenkt Naomi een gewaagd plan. Risico Aan het einde van de oogsttijd, net voor Pinksteren, zegt Naomi tegen Ruth dat ze naar de dorsvloer van Boaz moet gaan: ‘Sla de deken aan zijn voeteneind op en ga liggen. Dan zal hij je zelf vertellen wat je doen moet.’ Ruth lijkt dit zonder kritiek te volgen, maar aangezien ze de afgelopen weken op het land van Boaz heeft doorgebracht, denk ik dat ze inmiddels weet hoe hij in elkaar steekt. Maar toch, als zij ‘s nachts naar de dorsvloer gaat, neemt ze een groot risico. Boaz kan misbruik van haar maken. Ze kan gezien worden door andere mensen. Een prostituee zou in de donkere uren bij een man op het veld gaan liggen, niet een fatsoenlijke vrouw. Het geroddel in Bethlehem zal niet van de lucht zijn. Isha Chajil Ze gaat bij Boaz liggen, maar wat ze vervolgens van hem ontbloot is niet helemaal duidelijk. De één beweert de voeten, de ander de benen, een derde de genitaliën en een vierde beweert dat Ruth zelf wat ging ontbloten. De grondtekst is hierover niet eenduidig, misschien heeft de schrijver dat expres gedaan om de lezer te prikkelen. Als Boaz ’s nachts wakker wordt, schrikt hij zich de rambam. Ruth maakt zichzelf bekend, maar in plaats van te wachten tot Boaz zegt wat ze doen moet - zoals Naomi haar gezegd heeft - neemt ze zelf initiatief en vertelt Boaz wat híj doen moet: ‘Spreid uw vleugels over uw dienares uit, want u bent de losser.' Of, zoals wij het tegenwoordig zouden zeggen: 'Trouw met mij.' Dan vindt Boaz zijn tong terug. Hij noemt haar een isha chajil. Dit zijn grote woorden die blijk geven van zijn respect voor Ruth. Deugdzaam Net als zoveel Hebreeuwse woorden heeft ook chajil meerdere betekenissen: krachtig, machtig, doeltreffend, vermogend, strijdbaar en dapper. Als zelfstandig naamwoord betekent het onder andere kracht, macht, rijkdom en leger. In de Bijbel wordt het woord chajil geregeld gebruikt voor het leger of om dappere, strijdbare mannen te omschrijven. Maar als in de Bijbel dit woord op een vrouw slaat, veranderen de Bijbelvertalers het in ‘deugdzaam’. Misschien is het in de christelijke cultuur of samenleving gewenst dat vrouwen deugdzaam zijn, God vraagt iets anders van ons. Tenminste van Ruth die midden in de nacht aan Boaz voeten gaat liggen, niet echt een deugdzame actie. Beter dan zeven zonen Isha chajil kan betekenen krachtige vrouw, machtige vrouw, doeltreffende vrouw, vermogende vrouw, strijdbare vrouw en dappere vrouw. Of een combinatie hiervan. Volgens Boaz is Ruth zo’n soort vrouw. En wel omdat ze, voor het belang van de familie van haar gestorven man als een prostituee in de donkere nacht aan zijn voeten gaat liggen en zegt wat hij doen moet. Door Ruths gewaagde actie verandert haar leven drastisch. Van een arme, allochtone weduwe wordt ze de vrouw van een vermogend man en moeder van een zoon. Daarmee wordt zij een voorouder van koning David en Jezus de Messias. De buurvrouwen prijzen de God van Israël als de jongen geboren is. Ze zeggen tegen Naomi dat haar schoondochter beter is voor haar dan zeven zonen. Ruth heeft een ongekende positieve invloed op Naomi’s leven. Bij de put is een eenzame gestalte bezig haar kruik te vullen en Maria’s hart begint te bonzen. Op haar hoede vertraagt ze haar pas terwijl ze met een hand de lege kruik op haar hoofd in evenwicht houdt. Ze is met opzet op dit ongewone uur water gaan halen zodat ze geen andere vrouwen en meisjes zou tegenkomen. Sinds ze terug is uit Judea gonst Nazareth van de geruchten. En die praatjes gaan over haar en Jozef. Als ze aan hem denkt komt er een brok in haar keel. Ze slikt en bant hem uit haar gedachten. Ingespannen tuurt ze naar de gestalte bij de put. Een beverige zucht ontsnapt haar als ze ontdekt dat het Tirza is, haar buurmeisje. Als ze dichterbij is gekomen, zegt ze: ‘Sjalom Tirza.’ Ze glimlacht krampachtig, alsof alles nog gewoon is. Maar als Tirza haar schichtig aankijkt, weet ze dat ze waarschijnlijk ook deze vriendschap is kwijtgeraakt. Tirza’s blik dwaalt naar haar buik en Maria onderdrukt de neiging om haar handen voor haar middel te slaan. Haar wangen worden warm als ze beseft wat Tirza denkt en snel bukt ze zich om de kruik neer te zetten. Haar keel knijpt zich dicht. Niets is meer gewoon. Nog niet zo lang geleden hadden haar buurmeisje en zij samen brood gebakken, gespind en gelachen en nu groet ze haar niet eens terug. Ze friemelt aan de punt van haar omslagdoek terwijl Tirza de kruik op haar hoofd zet. Dan ineens kijkt Tirza haar aan, haar ogen staan hard: ‘Jozef is een goede man, ik bid dat hij een ander mag vinden.’ Vervolgens loopt ze weg zonder haar nog een blik waardig te keuren. Als ze de leren in zak in de put laat zakken, prikken de tranen in haar ogen. Tirza is niet de eerste die haar veroordeelt en ze zal ook niet de laatste zijn. De avond ervoor had ze Jozef gezien, de eerste keer sinds ze terug was van haar oom en tante. Afgelopen nacht had ze nauwelijks geslapen door de blik in zijn donkere ogen. Het was verwarring en verbazing vermengt met een pijn die nu nog dwars door haar heen snijdt. De opmerking van Tirza voelt als zout in die wond. Ze slikt. Natuurlijk gaat Jozef ervanuit dat zij hem bedrogen heeft. Wat moet hij anders denken? Waarom was het allemaal zo moeilijk? Angstig bedenkt ze zich dat Jozef nu al lang bij de leiders van de stad kan zijn geweest om te vertellen dat het kind dat in haar groeit niet van hem is. Als ze de leren kom leegschenkt in de kruik vermengen haar tranen zich met het water. Ineens boos op zichzelf komt ze overeind en kwakt de leren zak op de rand van de put. Met de slip van haar omslagdoek veegt ze ruw haar tranen weg. In gedachten hoort ze de woorden van de engel. De HEERE is met u. U bent gezegend onder de vrouwen. Een warm gevoel verspreidt zich vanuit haar buik door haar hele lichaam. Wonderlijk genoeg had tante Elisabeth de woorden herhaald toen ze bij haar op bezoek kwam. Ook had ze haar de moeder van haar Heere genoemd. Ze recht haar schouders en sluit even haar ogen als de zon haar gezicht streelt. De lucht is gevuld met de geur van bloeiende bomen en planten. Nog even, en dan zullen de dagen zo warm zijn, dat ze het wel uit haar hoofd laat om op dit uur van de dag naar de put te lopen. Terwijl ze terug loopt, denkt ze aan haar ouders. Gelukkig hadden zij haar wel geloofd. Dat kwam vooral doordat zij had geweten dat tante Elisabeth een kind verwachtte. Iets wat zij gewoonweg niet had kunnen weten zonder ingrijpen van God. Zo onopvallend mogelijk raakt ze met haar vrije hand haar buik aan. Zacht fluistert ze: ‘Jezus.’ Dat de engel heeft verteld dat het Kind zo moet heten, weet alleen zij. Ze weet niet waarom, maar ze heeft de naam voor zichzelf gehouden. Ze zucht. Het is onvoorstelbaar dat dit Kind, waar haar omgeving zo veel moeite mee heeft, later op de troon van David zal zitten. Een brede glimlach verspreidt zich over haar gezicht als ze daar aan denkt. De Romeinse soldaten zullen verslagen worden en Israël zal weer in vrijheid leven. Daar ziet ze reikhalzend naar uit. Schichtig kijkt ze om zich heen. Voor God mag ze dan gezegend zijn, in Nazareth kunnen ze zich elk moment tegen haar keren. Nu sluimert de stad, maar ze weet uit ervaring dat dat in een oogwenk kan veranderen. Zou Jozef al bij de leiders zijn geweest? Weer voelt ze de angst en ze verfoeit zichzelf erom. God heeft haar dit Kind beloofd, Hij zal haar niet laten sterven. Terwijl ze de kruik in evenwicht houdt en met rechte rug flink doorstapt, prevelt ze zacht een gebed: ‘Gezegend bent U, Heer onze Koning, die hemel en aarde gemaakt heeft. Help mij om naar U te blijven kijken en me niet te laten leiden door de reacties van de mensen om mij heen.’ Ze aarzelt even en zegt dan snel: ‘En zegen Jozef.’ Op de terugweg komt ze alleen een reiziger tegen met een afgeladen ezel. Haastig stapt ze door. Nog even en dan is ze weer op hun veilige erf, buiten het bereik van de onderzoekende ogen en het geklets. Ze wandelt het pad op dat naar de poort leidt als ze een gestalte tegen de muur ziet staan. Meteen begint haar hart te bonken. Het is Jozef! Als hij haar ziet, kijkt hij snel om zich heen en maakt zich los van de muur. Terwijl hij grote stappen neemt om bij haar te komen, komen haar voeten vanzelf tot stilstand. Dan staat hij voor haar. Hij kijkt haar aan en als ze de schittering in zijn ogen ziet begint zachtjes de hoop te fladderen in haar binnenste. Geen pijn, alleen bewondering. Als ze zijn woorden hoort, hapt ze naar adem. Hij fluistert: ‘U zult Hem de naam Jezus geven.’ Deze blog is ook verschenen op PUUR. |