Jeanine de Vries
  • Home
  • Bibliografie
  • Biografie
  • Blog

blog

De kunstenaar

8/4/2022

0 Reacties

 
FotoPortret van de arts en botanicus Frederick Ruysch, Pieter Schenk (I), naar Juriaen Pool (II), 1702. (Rijksmuseum.nl)
In de 17e eeuw was zijn huis beroemd in Amsterdam. Er stonden kasten vol glazen potten met in alcohol drijvende wezens. De planken van zijn kabinetten droegen de meest bijzondere verzamelingen uit de Oost en de West. Aangezien Frederik Ruysch ook een van de grootste vlindercollecties bezat, is Maria Sibylla Merian vast binnen geweest.
 
Nadat je over de drempel van het huis van Ruysch aan de Bloemgracht was gestapt en je de geluiden van buiten achter had gelaten, zag je als eerste een tombe met verschillende geraamten of delen daarvan. Een daarvan was het skelet van een driejarig jongetje die het geraamte van een papagaai vasthield. De vogel verwees daarmee naar het vliegen van de tijd.
 
Dit paste bij die tijd. In de 17e eeuw was men zich bewust van de broosheid van het bestaan, wist men dat de dood elk moment kon toeslaan. Men vond dat men daarop voorbereid moest zijn.
Ruysch onderscheidde zich door de schoonheid die hij zijn verzameling wilde meegeven. Hij schonk veel aandacht aan de vormgeving van de opstelling. Zijn doel was de kennis over het menselijk lichaam te vergroten.
 
Het lukt mij niet goed een voorstelling te maken van zijn museum. Het maakt me nieuwsgierig naar hoe Maria Sibylla Merian daar heeft rondgelopen. Planken vol preparaten van organen van mensen en dieren. Vaten, genitalia, baarmoeders, blazen, nieren, hersenen, harten en nog veel meer. Sommige aan mootjes gesneden zodat je de doorsnede kon bewonderen. Anderen opengesneden, zodat je de binnenkant kon zien. Er waren ook gal-, nier- en  blaasstenen die je kon bestuderen en een lintworm op sterk water.
 
Het was een andere tijd dan nu. Eeuwenlang hadden de mensen hun kennis uit boeken gehaald en nu gingen ze kijken, onderzoeken of alles wat ze voor waar hadden aangenomen klopte. De verhalen die de zeelieden meenamen uit de Oost en de West was daar een oorzaak van.
In de 17e eeuw heerste een onderzoeksdrift die als gevolg had dat vaste zekerheden omvielen. Zo bleek het hart niet het centrale orgaan in het lichaam te zijn, maar een gewone spier. De zon draaide niet om de aarde, maar andersom. De bloedsomloop werd ontdekt, evenals de microscoop. Rupsen en vlinders waren geen aparte diersoorten, maar een rups veranderde in een vlinder.
 
Toen ik me inlas voor Het rupsenhuis kon ik niet anders dan onder de indruk raken van Frederik Ruysch. Zijn ontdekkingen hebben de gezondheidszorg verbeterd. Hij keek verder dan zijn neus lang was en was niet bang zijn nek uit te steken. 

Ruysch was niet alleen een anatomist, maar ook een kunstenaar. 

​
Bronnen: 'De doodskunstenaar' en 'Frederik Ruysch, op het snijvlak van kunst en wetenschap' van Luuc Kooijmans.

0 Reacties

De Vlindervrouw

9/4/2021

2 Reacties

 
FotoTak met granaatappelbloesem en opengebarsten vrucht met Morpho menelaus en rups van pijlstaartvlinder, ca 1705. Een foto van de tekening uit: Maria Sibylla Merian & dochters.
Ze leefde in een tijd waarin men dacht dat insecten uit stof ontstonden. Maria Sybilla Merian werd geboren in het jaar 1647 en stierf in 1717. Ze was niet alleen een vrouw die haar dromen achterna ging, maar ook een kunstenares. Met haar tekeningen bracht ze nauwkeurig in beeld hoe een rups veranderde in een vlinder. Daarmee was zij een van de eersten die vastlegde hoe die metamorfose verliep.

Haar nieuwsgierigheid, die ze met zoveel van haar tijdgenoten deelde, bracht haar helemaal naar Suriname. Ze is een opmerkelijke vrouw. Ze kwam uit Duitsland, kreeg daar twee dochters en trok toen via het Friese Wieuwerd naar Amsterdam. Rond die tijd scheidde ze van haar man, ook niet echt gebruikelijk voor een vrouw in haar tijd. Maar gebruikelijk is niet een woord dat past bij Maria Sibylla Merian.

Toen ze op het schip naar Suriname stapte was ze de vijftig al gepasseerd. Nu hoor ik je denken: dat valt toch wel mee? Maar in de tijd van Merian was je op je zestigste al bejaard. Mensen werden niet zo oud als vandaag de dag. In de 17e eeuw lag de dood elke dag op de loer. Er waren bijvoorbeeld nog geen vaccins en een groot deel van de kinderen stierf voor hun eerste verjaardag.

Haar jongste dochter ging met Merian mee. Vanuit Amsterdam staken ze de Zuiderzee over naar Texel. Daar gingen ze met een konvooi aan schepen naar West. Bijna twee jaar is Merian in Suriname gebleven. Ze verzamelde insecten die ze in Europa niet eerder hadden gezien en kreeg daarbij hulp van Indianen en slaven van de plantages waar ze verbleef. Volgens de overleveringen nam ze een Indiaanse vrouw mee terug naar Amsterdam, een 'Indianin'. Deze vrouw zonder naam heeft - met al haar kennis - Merian vast geholpen bij het vastleggen van de eigenschappen van de insecten en planten uit Suriname.

De honger naar het-niet-eerder-vertoonde was groot in Europa. Hebben wij Facebook en Instagram, zij hadden herbergen waar je tegen een kleine vergoeding bijzondere dieren kon bekijken. Zo stond herberg Blaauwe Jan in Amsterdam in het laatste deel van de 17e eeuw bekend om de kleine dierentuin in de achtertuin. Hierin werden tropische vogels en wilde dieren gehouden. In herberg De Witte Oliphant hadden ze een krokodil en leguanen.

De droom van Sibylla Merian moet groot zijn geweest, aangezien de reis naar Suriname vol gevaren was. Piraterij, epidemieën en giftige insecten in West werden veel mensen fataal. Inez van Dullemen heeft een boek over het leven van Merian geschreven. In een van de scenes beschrijft ze dat Merian buiten zit en haar voeten laat controleren. In Suriname leefden namelijk zandvlooien die een gaatje in je voet boren, het liefst onder je nagel en daar hun eitjes leggen. Als je die eitjes niet weghaalt voor ze uitkomen, heb je al snel een bult krioelende maden onder je huid. Met een dodelijke infectie als gevolg.

Maar Sibylla Merian maakte haar droom waar: een boek waarin ze verhaalde over haar observaties in Suriname. Metamorphosis insectorum Surinamensium, ofwel Verandering der Surinaamsche insecten. Het verscheen voor het eerst in 1705 en is vorig jaar voor de zoveelste keer opnieuw uitgegeven.
Je zou er jaloers op worden.


Foto
Ananas en kakkerlakken, plaat 1 uit het boek Verandering der Surinaamsche insecten, 1705. Een foto van een tekening uit: Maria Sibylla Merian & dochters.
Sibylla Merian maakt kunst van een ananas, die als koning onder de Zuid-Amerikaanse planten werd gezien, en van de kakkerlakken, die door de kolonisten als de grootste plaag werd gezien. 
​
Dit is plaat 1 uit haar boek Metamorphosis insectorum Surinamensium.  

2 Reacties

Verdacht

15/10/2020

2 Reacties

 
Onze jongste ging nog maar net naar de grote school. Op de tweede dag kon hij zijn boeken ophalen, samen met zijn zus. Deze dag ondervond ik aan den lijve de bijwerkingen van ‘het nieuwe normaal’. Mensen zijn bang, zoals een agent me later op die ochtend vertelde.
 
Nadat ik onze jongste niet al te uitbundig had uitgezwaaid op het station, ging ik boodschappen doen. Een uur later stond ik weer bij het station om de oudste uit te zwaaien. Thuisgekomen pakte ik de boodschappen uit en hing de was op. Terwijl ik daarmee bezig was, hoorde ik iemand hard op de deur van de buren bonken. Onze felle terriër ging als een idioot te keer en ik bedacht dat ik mijn fiets nog onder het dak moest zetten. Aan de voorkant van ons huis werd ik staande gehouden door een niet al te vriendelijke agent in uniform. Wijdbeens stond hij midden in onze voortuin: ‘Bent u de bewoner van dit pand?’
‘Ja.’ (Mijn stressniveau steeg tot ongekende hoogte.)
‘Zijn er meer mensen aanwezig in dit pand?’
‘Nee, ik ben alleen.’ (Wat is er aan de hand?)
‘U bent alleen?’
‘Ja, ik ben alleen.’ (Wat is er aan de hand?)
Er waren nog twee agenten. Ook zij hadden zich breed gemaakt en leken mij te taxeren. Voor ons huis stond een politieauto. Op de kruising, iets verderop, stond nog een schuin geparkeerd. Ik besefte het toen niet, maar al mijn vluchtroutes waren afgesneden.
 
Mijn gedachten gingen razendsnel zonder iets logisch te produceren. ‘Wat is er aan de hand?’
De agent wees naar mijn auto. ‘Stond dit voertuig hier net ook al?’
‘Ik ben er net mee weg geweest.’
‘U heeft er in gereden?’
‘Ja, ik heb boodschappen gedaan, de kinderen…’
‘We hebben een melding gekregen over dit voertuig. Mogen we hem bekijken?’
‘Gaat uw gang,’ zei ik.
Ik had de deuren niet op slot gedaan omdat ik over drie kwartier weer weg moest om de kinderen en hun dertigduizend boeken op te halen.
Een vrouwelijke agent kwam aarzelend op de auto af. Ze zwermde er wat omheen, alsof er explosiegevaar was, en toen opende ze een deur. Op de achterbank lag een speelgoedgeweer van onze jongste. De kolf is van een buks. Mijn man heeft er een ijzeren loop op gezet en een rij rommelmarktkogels aan vast gemaakt.
‘We hebben een melding gekregen over een vuurwapen,’ begon de agente gewichtig. Ze haalde het geweer uit de auto en bekeek het grondig. Daarna begon ze foto’s te maken. Eindelijk snapte ik het, hoewel ik het tegelijkertijd niet snapte.
‘Van wie is dit?’ vroeg de agent.
‘Van mijn zoon. Het is een speelgoedgeweer.’
 
Eindelijk kwam er wat ontspanning bij twee van de drie agenten. De vrouw bleef in haar rol: ‘Kun je hier iets mee afvuren?’
Weer mijn hoofd vol gedachten… Nu hoe je in vredesnaam iets zou kunnen afvuren met dat ding. Misschien als je heel hard door de loop zou spuwen dat er aan de andere kant wat spetters uit zouden komen, verder kom ik niet.
De agent naast me antwoordde voor mij: ‘Nee.’
Ik viel hem maar meteen bij. Ze vroegen naar identificatie en ik draafde naar binnen om mijn rijbewijs te pakken. Terwijl hij gegevens noteerde, vroeg ik: ‘Is dit strafbaar?’
‘Ik denk het niet,’ kreeg ik als antwoord.
Agent nummer drie brak in: ‘Nou, ik ga naar mijn volgende afspraak, oké?’ En weg was hij.
De vrouwelijke agent had zich even afzijdig gehouden om te overleggen met de chef en zei nu: ‘We moeten het wapen in beslag nemen. Het lijkt te echt.’
Ze bleef hardnekkig in haar rol en kwam nog met een officieel verhaal over degene die de melding had gedaan. Als deze nog stappen ondernam, moest ik naar bureau komen om een verklaring af te leggen. De agent beloofde hierover later op de dag te bellen.
Ik heb niets meer gehoord.
 
Fryslân boppe.
 
2 Reacties

Het is voorbij

4/7/2020

0 Reacties

 
Foto
Ruim tien jaar geleden bracht ik onze oudste naar de basisschool en gisteren heb ik onze jongste opgehaald, op zijn laatste dag. Daarmee is de basisschooltijd voorbij. Niet alleen de kinderen hebben van alles geleerd, ik ook.  
 
Ik weet nog goed dat onze oudste naar school ging. Het lijkt helemaal niet zo lang geleden. Ik vond het best een ding om je kleuter zoveel uren in de week weg te brengen. Het heen en weer rijden begon, het op tijd staan omdat je elke keer weer iemand op moet halen. Soms hadden de kinderen het goed op de basisschool. Soms niet.
Ik leerde dat de leerkracht niet alles weet en dat je soms moet knokken om dingen beter te krijgen voor je kind. Ik heb ook geleerd dat een goede leerkracht zijn of haar gewicht in goud waard is. De leerkracht die je kind echt ziet. Daar hebben we er ook veel van mogen meemaken, God zij dank.
 
De eerste jaren zaten de kinderen op een kleine, overzichtelijke school. Ondanks de goede kwaliteit van onderwijs kwamen er te weinig nieuwe kinderen en moest de school zijn deuren sluiten. De oudste kon daar nog groep 8 afronden, maar de jongste ging voor de laatste twee jaar naar een andere basisschool, een grote school met voor mij nauwelijks overzicht. De eerste keer op het plein kregen mijn hersenen kortsluiting omdat er zoveel ouders stonden te wachten. Ik leerde dat als ergens veel mensen zijn je niemand meer echt ziet. Iets met bomen en bos, denk ik. 
 
Bij een grote school hoort ook een grote klas. Ik zag dat onze jongste het heerlijk vond om met zoveel jongens in de klas te zitten. Hoewel, zitten? Het is meer springen, duwen, trekken, schreeuwen, lachen en diverse combinaties daarvan. Hij werd meteen in de groep opgenomen, iets waar ik nog steeds dankbaar voor ben. Aan het einde van dit schooljaar hield een van de jongens een kampeerfeest. Met negen jongens in een paar tentjes dichtbij het kanaal. Mooier kan het niet.
 
De basisschooltijd van onze kinderen heeft mij veranderd. Toen ik de oudste bracht, deed ik nog hard mijn best om in het ideale plaatje te passen. Een of ander achterlijk plaatje, dat ik in mijn hoofd had en waar ik me niet eens goed bewust van was. Ik wilde dat andere mensen me aardig vonden, dat ze me als een goede moeder zagen. En ik was bereid om mijn kinderen door het scherpe malletje van het ideale plaatje te duwen.
 
Dat is niet meer. Het voordeel van een kleine school is dat je niet kunt opgaan in een menigte. En deze o zo mooie kleine school had veel ouders die open waren over dingen die thuis niet goed gingen. We hebben heel wat keren elkaars klaagzangen aangehoord en er om gelachen. (Soms werkten we ook best op elkaars zenuwen, dat hoort denk ik ook bij een kleine school.) En ja, ik heb ontdekt dat ik niet in het perfecte plaatje pas. Dat het plaatje meer kwaad doet dan goed. Dat mijn kinderen vooral zichzelf mogen zijn en dat hun welzijn voorop staat. 
 
Dat scherpe malletje ligt in de prullenbak. Al jaren. En ook al vind ik nog steeds belangrijk wat andere mensen van mij vinden, ik kom daar elk jaar wat losser van. 
 
Hoera.
 

0 Reacties

Elektrisch lezen

26/4/2020

2 Reacties

 
Foto
Beeld achter de e-reader: Stilleven met boeken in een nis, Barthélémy d'Eyck, 1442 - 1445 (Bron: Rijksmuseum).
Jaren geleden hoorde ik voor het eerst over e-readers, maar daar haalde ik mijn neus voor op. Je gaat toch niet een boek lezen vanaf een scherm? Nee, ik had echte boeken nodig, het gewicht in mijn handen, het papier tussen mijn vingers en de geur in mijn neus. Ik weet nog precies wanneer de eerste barst ontstond in deze overtuiging. Ik werkte die dag in de bibliotheek en er kwam een klant langs met zo’n apparaat.
 
Ik moest even kijken hoe het ding eruit zag. Verwonderd constateerde ik dat het scherm op papier lijkt. Heel anders dan het scherm van een mobiel of tablet. Toch hield ik vast aan mijn ‘fysieke-boekenreligie’.
Toen ging de bibliotheek dicht. Gelukkig had ik een stapel boeken thuis en ik hoopte er mijn tijd mee te kunnen uitzingen. Maar de bibliotheek bleef dicht.
 
Ik herinnerde me dat wonderlijke apparaat met het scherm dat op echt papier leek. Ik twijfelde en ondertussen las ik een e-book op een tablet. Waardeloos vond ik het. Niet alleen omdat het scherm licht geeft en bovenin de genadeloze tijd zichtbaar doortikt, maar ook omdat het scherm je eigen hoofd weerspiegeld als je het ding uitzet. Elke keer schrikken.
 
Om een lang verhaal kort te maken: mijn man werd er gek van om elk uur met alle voor- en nadelen van een e-reader om de oren geslagen te worden en zei: ‘Koop dat ding nu maar.’
Dat zetje had ik net nodig. Met spanning wachtte ik op de bezorger. Wat als het ding tegenviel? Wat als ik mij dat wonderlijke papierachtige scherm verbeeld had? Wat als ik die euro’s beter aan echte boeken had kunnen uitgeven?
 
Ik maakte me voor niets zorgen. Het scherm is van wonderlijke, papierachtige kwaliteit. Met de Online Bibliotheek heb ik toegang tot 28.000 boeken. Ik ben helemaal gelukkig met het ding.
​De eerste dagen dat ik hem had en een van mijn huisgenoten in mijn buurt kwam, drukte ik hem of haar het apparaat onder de neus om te laten zien hoe prachtig het scherm is. Inmiddels bewegen ze zich met een boog om me heen.
 
Kan ik rustig lezen.

Foto
​Online Bibliotheek​

Als je lid bent van de bibliotheek kun je met je abonnement e-books lenen bij de Online Bibliotheek. Het boek Machla is ook te huur.

​Ben je geen lid? De ThuisBieb App heeft 100 e-books voor iedereen, niet-leden en leden.

2 Reacties

Een voorraad boeken

24/3/2020

3 Reacties

 
Lezen is voor mij opgaan in een andere wereld. Iets wat ik in deze tijd graag doe. De bibliotheken zijn helaas gesloten, maar gelukkig is er nog een mogelijkheid om te blijven lezen. Bij de Online Bibliotheek kun je namelijk e-books lenen. Ik vind het heerlijk om zo'n voorraad achter de hand te hebben. De Online Bibliotheek heeft maar liefst 28.000 titels, waaronder Machla. Deze en de vijf hieronder kan ik je alvast aanbevelen:

Foto
Een keukenmeidenroman 
Kathryn Stockett
​

Dit verhaal speelt zich af in de jaren zestig. Het decor wordt gevormd door de Missisippi. Veel vrouwen met een donkere huidskleur zijn in dienst bij vrouwen met een lichte huidskleur. Ze krijgen de zorg voor hun kinderen, maar worden tegelijkertijd behandeld alsof ze het tafelzilver hebben gegapt. Ik moest er even inkomen, maar dan leest het boek als een trein. Het is ook lekker dik.


Foto
​De amandelboom
Michelle Cohen Corasanti
​
De elfjarige Ichmad woont in door Israël bezet gebied. Als zijn vader gevangen wordt genomen, verandert zijn leven drastisch. Zijn talent zorgt ervoor dat hij kan ontsnappen aan zijn omstandigheden. Een boek dat je bij blijft en iets laat zien van de gevolgen van het conflict tussen Palestina en Israël.

Foto
​​Ochtend in Jenin
Susan Abulhawa
​
De schrijfster vertelt het verhaal van vier generaties van de familie Abulheja. Ook in dit boek raken mensen beschadigd door het conflict in het Midden-Oosten. Als het Palestijnse gezin moet vluchten, raken ze een van hun kinderen kwijt. Hij wordt meegenomen door een Israëlische soldaat en groeit op als een joodse jongen. Zijn vermissing laat diepe sporen na. 

Foto
​​Genadeschot
Felix Weber

Dit boek vond ik erg sterk omdat het personages niet zwart-wit zijn neergezet. Lumas, de hoofdpersoon, neemt als naïeve jongeling dienst in het leger, bij de Waffen-SS. Als hij wroeging krijgt en een joodse moeder en haar kind probeert te redden, wordt hij gesnapt. Tegen de verwachting in overleeft hij zijn executie. Na de oorlog vlucht hij naar Zuid-Amerika, zinnend op wraak. Een verrassend boek.


Foto
​Dit is mijn land
Simon Bruinders
​
Het verhaal begint in 1939 in Zuid-Afrika. Abraham, een handige meubelmaker, droomt van een beter leven voor zijn kinderen. Een stuk eigen grond is alles wat hij denkt nodig te hebben. Als de regering mannen die in dienst gaan een eigen stuk grond beloven, wordt hij soldaat. Hij spaart en spaart. Maar elke keer als hij dichtbij de verwezenlijking van zijn droom komt, steken de hardvochtige apartheidswetten een staak tussen zijn wielen. Mooi en meeslepend geschreven!

Veel leesplezier!

Heb jij ook boekentips en wil je ze hier delen? Welkom!
En als je meer wilt weten over de Online Bibliotheek, klik dan hier. 
3 Reacties

De bieb

19/11/2015

2 Reacties

 
De bibliotheek was vroeger een magische plek voor mij. Vanaf een jaar of tien ging ik elke vrijdagmiddag op mijn fietsje naar de bieb. Ik neusde tussen de boeken, zocht er met aandacht een paar uit. Ik herinner me dat ik tussen de rijen boeken liep en bedacht dat elk boek een andere wereld herbergde. Deze gedachte deed mijn bloed sneller stromen. Al die verhalen die stonden te wachten tot ik ze ging lezen. Ik vond het geweldig.
 
Thuis trok ik me terug in mijn kamer. Met mijn boeken. Vaak bestudeerde ik eerst de omslag. Als ik in de bieb nog niet had bedacht welk boek ik als eerste ging lezen, maakte ik zorgvuldig een stapeltje. Ik werkte van boven naar onder.
Verloren tussen kaft en kaft reisde ik mee met een jongen die werd geronseld als matroos op een schip van de WIC, keek ik toe toen een man werd gekielhaald. Ik liep mee in een kruistocht en luisterde naar Paultjes vader toen hij vertelde over het concentratiekamp. Het was heerlijk om te verdwijnen in een verhaal, om te ontsnappen aan de wereld. 

Fantasie en verbeelding zijn geweldig. Heb je wel eens een film gezien die mooier was dan het boek? Ik niet. In mijn verbeelding is altijd meer mogelijk. Beelden begrenzen waar woorden ruimte geven voor onze grenzeloze fantasie.
Als ik het boek uit had en het was mooi, bekeek ik nauwkeurig nog een keer de voorkant en de achterkant. Soms stond er een foto van de schrijver op en dan keek ik in zijn of haar ogen om te ontdekken hoe hij of zij die wereld kon bedenken, hoe hij of zij met woorden een wereld kon scheppen die voor mij zo echt was. Ik ben er nooit achter gekomen.
 
Ik kan me niet meer zo verliezen in een boek als vroeger. Terwijl de jaren voortholden ben ik ergens iets kwijtgeraakt. Soms gebeurt het nog, dat een verhaal me bij de kladden grijpt en me pas loslaat lang nadat ik het uit heb. Dan geniet ik.
De bieb is nog steeds een plek met grote aantrekkingskracht, een plek van woorden en verhalen. Ik gun iedereen een bieb.

2 Reacties

Rode Schoenen

23/10/2014

1 Reactie

 
Aran wenste dat ze niet met Laila en haar vriendin naar de supermarkt was gegaan. Dan had ze die schoenen ook niet gezien. Een vrouw in de supermarkt droeg ze. Het schoeisel had een elegante, lage hak. De kleur was opvallend: rood. Niet dat donkerrode met een vleug bruin, maar echt helder rood. Ze hadden een dun bandje dat over de wreef vastgemaakt werd aan een zilverkleurige gesp.
Even zag ze zichzelf weer staan in het schemerige winkeltje op de overdekte markt, waar de geur van gekruid eten onder de doeken bleef hangen. Met trillende vingers gespte ze de bandjes vast. De schoenen zaten als gegoten. De scherpe herinnering aan de lachende ogen van haar moeder schuurde langs de rafels van haar hart.
Arans herinnering wordt onderbroken door de schelle stem van Tammaan.
“Aran!”
Ze rukt haar blik los van de voeten van de vrouw en kijkt haar vriendin aan.
“Waar zit jij met je gedachten?”
Even dacht Aran dat ze in haar eigen stad liep in plaats van in het Turkse Kilis, in de supermarkt van het containerkamp voor Syrische vluchtelingen. De vragende blik van Tammaan brengt haar terug in het heden. Haar vriendin zakt op haar hurken voor Laila en houdt de peuter een meloen voor. “Vind je dit lekker?” Tammaan schikt het hoofddoekje van het meisje. “Je kunt wel zien dat ze je zusje is.”
Aran zwijgt. De doffe pijn die al tijden een vaste metgezel is, begint te pulseren. Ze duwt de opborrelende beelden weg.
“Als je erover wilt praten, kan dat best met mij hoor.”
De gretige ondertoon ontgaat haar niet. Ze knikt kort. Tammaans huis is weg, maar al haar gezinsleden zijn er nog. Zelfs hun huisdieren overleefden het geweld. Haar moeder heeft nota bene hun negen kanaries in het containerhuis staan. De kleurige vogels zitten stil op hun stokje, wippen af en toe wat heen en weer. Hun vermogen om te zingen en eitjes te leggen is weggebombardeerd. Aran kan uren naar ze kijken.
Haar ogen dwalen naar haar sandalen die twee maten te groot zijn. Hoe kon ze die schoenen vergeten? De misselijkheid komt plotseling opzetten en Aran klapt voorover. Vlak voor de kassa stort ze haar halfverteerde eten uit, het spettert op haar blote tenen. 

“Eén van de hulpverleners heeft ons geholpen,” hoort Aran Tammaan aan haar moeder vertellen.
De Turkse vrouw die hielp was vriendelijk geweest. Zacht als haar moeder.
Aran plukt aan de dikke kwast van haar vlecht en sluit de geluiden buiten. Ze ziet de rode schoenen aan de kant van de weg, de kapotte half verzonken in het roodbruine, samengeklonterde zand. De andere had ze ernaast gezet. Ze drukt de ballen van haar handen tegen de oogkassen teneinde de beelden te verdrijven. Het enige resultaat is diepzwart met kleine explosies van licht. Herinneringen kolken naar boven. Haar broer was drie jaar ouder dan zij. Zijn huid was een paar tinten lichter, net als die van hun moeder. Mensen die hen voor het eerst zagen geloofden niet dat zij broer en zus waren. Haar hart wordt zwaar. Ze gaat recht op de matras zitten alsof ze zo beter het gewicht kan dragen. Zij had het moeten zijn, niet hij.
Ze denkt aan de laatste lente thuis, twee jaar geleden. Op de achtergrond klonken de gedempte geluiden van de straat; een rijdende auto, lachende kinderen. En altijd de geur van de citroenboom die op een zachte bries door de binnenplaats waaide. Laila waggelde over de binnenplaats. Haar blote voetjes ketsten op de kleurige tegels. De peuter wiebelde met haar kontje toen de buurjongen op zijn gitaar tokkelde, een wijsje van Metallica. Haar donkere oogjes straalden. Maar dat was voor alles kapot ging. Aran balt haar vuisten.

De witte container is gevuld met slapende mensen. Aran staat stilletjes op van haar mat. Achter het glas kijkt ze naar de maan die als een scherp uitgesneden schijf aan de hemel staat. Hij kan de concurrentiestrijd met het witte licht van de vele straatlantaarns niet aan. Vader, moeder en haar broer zullen nooit meer de maan zien. De God die in haar kinderjaren zo dichtbij leek, lijkt verdwenen. Ziet Hij haar? Dag in dag uit had ze gebeden dat God haar broer naar het tentenkamp zou brengen. Het is niet gebeurd. Integendeel, na maanden kreeg ze het bericht dat iemand uit de straat hem had gezien. Dood. God is vast doof geworden door alle bommen, net als de kanaries van de moeder van Tammaan.
Haar gedachten dwalen naar de winter in het eerste kamp, een haastig geïmproviseerd tentenkamp net over de Syrische grens. Daar wachtte ze op haar broer. De eerste tijd deed de stank van menselijk vuil je tandvlees opkrullen, maar het wende. In de vochtige maanden hoestte iedereen. Soms braken er gevechten uit.
Ze deelde de tent met een vrouw en haar vier kinderen die vroeger bij haar in de straat woonden. Orthodoxe christen, net als haar familie. ‘s Nachts kroop de kleine Laila tegen haar aan. De vrouw staarde vaak voor zich uit en hoorde niet wat de kinderen vroegen. Die keren dat ze praatte schrok Aran van haar harde stem. Overdag nam ze Laila mee op stap en het meisje kwam steeds vaker bij haar als er een helikopter over het kamp scheerde.

De Turkse hulpverleenster heet Esra. Aran komt haar tegen als ze met Laila een ommetje maakt. De vrouw vraagt of ze een bakje thee wil drinken en kort daarna zinkt Aran neer in de plastic witte stoel. Ze kijkt naar de dunne, witte dampslierten die wegvluchten van de thee. Ze wil dat ze zich vast kan grijpen aan een sliert zodat ze mee naar boven zweeft.
“Je ziet er moe uit.”
Aran zwijgt. Ze nipt van de zoete thee.
“Ik droom ’s nachts,” vertelt ze dan. “En Laila huilt veel. Tante heeft het liefst dat we een andere container opzoeken.”
Laila tekent met haar vinger in het zand. Haar kleine lijf gebogen boven de grond. Haar sandaaltjes zakken in het zand en de korreltjes rollen tussen haar tenen.
De thee verwarmt Aran van binnenuit. Haar blik haakt zich aan die van Esra. Ze voelt aan haar dikke vlecht die vanonder haar hoofddoek over haar schouder naar haar borst loopt. Ze plukt aan de haartjes. Ineens begint ze te praten: “Wij woonden in Jisr al Shughour. Het was de zomer na de eerste demonstraties. Mijn vader en broer gingen geregeld de straat op.”
Ze voelt de ogen van Esra op zich gericht. Aran vertelt dat de lucht bol stond van de verwachtingen. Ze noemden het de Dag van Woede, maar vader was uitgelaten, blij dat er nu misschien wat ging veranderen in Syrië. Hij discussieerde tot in de vroege uurtjes met andere mannen en sloot zich aan bij een militie. ’s Avonds zat Aran met haar familie op de binnenplaats bij de citroenboom. Moeder begieterde de anjers, de jasmijn en de oleanders. Vaak kwamen buurvrouwen langs met hun kinderen.
Aran neemt een slok thee. “De dag ervoor kocht ik schoenen met mijn moeder. Ik weet nog dat ik ze voor altijd aan wilde houden.”
Ze praat verder met een stem die ze niet herkent als de hare. “Ik had ze aan mijn voeten toen het donkere gerommel in de verte begon. Het geluid zwol langzaam aan. De tanks waren Jisr al Shughour binnen gedenderd, maar dat wisten we niet.”
Aran rende met moeder de straat op om te kijken wat er gebeurde. Ze hoorden de motoren, maar zagen ze niet. “Toen er een ronkend geluid van boven kwam, keek ik naar de lucht. Het was een helikopter. Er klonk geratel, daarna gegil en gekrijs. Ik rende naar het huis. Mijn nieuwe hakken klikten op de tegels. Ik dacht dat moeder achter me aan kwam, maar toen ik me omdraaide zag ik haar op straat liggen.”
Esra reikt naar haar arm, maar als Aran de vingers op haar huid voelt, vouwt ze snel haar handen in haar schoot. De zachte aanraking maakt dat de pijn als een mes ronddraait in haar binnenste. Ze slikt. “De buurman rende de straat op om haar te halen, maar hij werd ook geraakt door de kogels uit de helikopter. Zijn vrouw schreeuwde tegen me, zei dat het onze schuld was.”
Aran vertelt dat haar broer thuiskwam. Ze vroeg hem waar vader was. Hij zei dat we er alleen voorstonden. Toen het buiten rustig leek gingen ze de straat op. Eerst tilden ze hun moeder naar binnen. De stof over haar borst was donkerrood. Ze legden haar op het bed van hun ouders. Moeder ademde niet meer. Aran voelde hoe ze in stukjes viel.
 
T
oen ze bij de grote weg kwamen zagen ze meer mensen die de stad verlieten. Het leek een ellendige film. Aran kon niet geloven dat dit in haar stad gebeurde.
“Mijn broer zei dat als we elkaar kwijtraakten, we ons aan de andere kant van de Turkse grenspost verzamelden. Hij liep voor me. Ik probeerde hem bij te houden, maar mijn nieuwe schoenen schuurden en mijn voeten deden pijn. Nog een hele tijd hoorden we het zware geschut van de tanks en het gefluit van kogels die uit de lucht regenden. Als de geluiden dichtbij kwamen, schuilden we bij muren en steegjes. Te laat zagen we een tank die de straat in reed. Ik werd door de lucht geslingerd. Het werd zwart.”
Toen ze bij bewustzijn kwam stond de zon iets lager. Haar oren piepten en haar hoofd bonkte pijnlijk. Om haar heen was het een ravage. Eerst zag ze ingestorte gebouwen, later de lichamen die her en der tussen de brokstokken lagen. Na een paar stappen besefte ze dat ze een schoen miste. “Een stuk verderop zag ik hem. Hij lag in zand dat donkerrood kleurde. Het duurde even voor ik besefte dat het bloed was. Er lag een lichaam. Aan de kleren te zien was het een man. Zijn gezicht was weggeschoten.”
A
ran staart naar de witte muur achter Esra. “In mijn dromen zie ik mijn broer liggen en als ik hem omdraai, is zijn gezicht ook een bloederig gat.”
Van de reis naar de grenspost weet Aran niet veel meer. Alleen dat haar voeten bloedden toen ze aankwam.
Zonder Esra aan te kijken staat Aran op, pakt de peuter bij de hand en loopt naar buiten. Laila gilt: “Mijn tekening!”
Aran stapt door. Ze moet weg bij Esra voordat ze te veel vertelt.
“Aran?” vraagt Esra.
Ze draait zich om.
“Ik bid voor je.”

Buiten cirkelen haar gedachten om Laila. Toen ze nog in het tentenkamp woonde liep ze op een dag met het meisje over de modderige straten. Bij de ingang van het kamp stonden allemaal bussen. Met Laila aan haar hand stond Aran te kijken. Een hulpverlener schoot haar aan en vertelde dat ze naar het kamp in Kilis kon waar de omstandigheden een stuk beter waren. Hij wees naar een lege stoel. Het was moeilijk om in te stappen, ook al wist ze dat haar broer niet meer zou komen.
“Je hebt geen papieren?” vroeg de man.
Ze schudde haar hoofd.
“Is hier verder nog familie van je?”
Weer een hoofdschudden.
“Hier is je zus,” zei hij en tilde de peuter op haar schoot.
Ze dacht weer aan de moeder van Laila, de vrouw met de harde stem. Zij verloor haar man, maar haar vier kinderen leefden.
Esra kon het niet weten. Toch?




1 Reactie

Naar huis

19/6/2014

0 Reacties

 
Achteraf had Eva het kunnen weten. Eigenlijk al toen hij die stomme grap maakte over de neushoorn die op de verlaten parkeerplaats stond te glimmen in de regen. Later zou ze lezen dat het gevaarte stond te wachten tot hij versleept zou worden naar een plekje in het park. Ze kon zich de clou van Lodewijks opmerking niet herinneren, wel zijn te harde lach.
Toen ze over de drempel van het restaurantje stapten werden ze verwelkomd door het tokkelende geluid van een cello en de donkere klanken van een tuba. Ze kozen het tafeltje dat het verst verwijderd was van het vierkoppige orkest in de hoek. Stilletjes schoof ze de oncomfortabele pumps van haar voeten en zette ze netjes uit zicht onder de tafel. Toen ordende ze het bestek rondom haar bord. Ze hield ervan als het wijnglas precies in het verlengde van het buitenste mes stond. Pas toen ze tevreden was, zag ze het schilderij boven Lodewijks hoofd. Een kleurig figuur zat op de uitloop van een oude, dikke boom. Het grauwe flatgebouw op de achtergrond leek op hun flat. Haar gedachten gingen voor de zoveelste keer die dag naar het vrijstaande huis dat ze op internet had gezien. De roomwitte kastjes van de open keuken waren in haar fantasie al gevuld met hun servies. Ze wist al wat in welk kastje zou moeten. Orde en netheid, daar hield ze van. Het huis had geweldige terrasdeuren met kleine raampjes en achter een royale tuin. Samen verdienden ze bijna genoeg voor zo’n woning. Ze nam zich voor Lodewijk vanavond het huis te laten zien. Zijn warme hand op die van haar haalde Eva uit de dagdroom. Ze glimlachte naar hem.

Er stapten een man en vrouw van rond de zestig het lege restaurantje binnen.
“Die hebben wat te vieren,” fluisterde Lodewijk met een glinstering in zijn ogen.
Zo onopvallend mogelijk bekeek ze het stel. De korte, brede man trok zijn broek omhoog en haalde zo uitgebreid zijn neus op dat je het snot naar de holtes in zijn hoofd hoorde snellen. De magere vrouw keek de man scherp aan. Eva hield haar lach in toen Lodewijk een uithalende kat imiteerde. Weer pakte hij haar hand. Hij grijnsde: “Hoe zitten wij erbij als we zo oud zijn?”
Toen had ze het echt moeten weten. Maar nee, ze was blij dat hij een keer een zinnige vraag stelde in plaats van lol te maken. Ze dacht weer aan de open keuken en de terrasdeuren. De laatste maanden konden ze eindelijk sparen en als ze dat nog een even volhielden, lag zo’n woning binnen hun bereik. Tegen de tijd dat Lodewijk als notaris aan de slag ging konden ze het makkelijk betalen.
Voor ze antwoord kon geven, legde Lodewijk zijn stinkende ei: “Vandaag belde er een klant voor wie ik een vennootschap op moet stellen. Terwijl hij in mijn oor praatte wist ik ineens dat ik niet jaren aan een bureau kon zitten. Ik heb de telefoon erop gegooid en ben weggelopen.”
Eva stond perplex. “Wat?”
“Ik dacht er al een tijdje over maar wilde je niet bezorgd maken.” Hij blies zijn wangen op en liet de lucht naar buiten lopen. “Ik ben blij dat het voorbij is. Met het spaargeld zingen we het wel een tijdje uit, toch?” Hij grijnsde zijn onregelmatige tanden bloot.
Eva probeerde te glimlachen. Ze voelde hoofdpijn opkomen. Een ober plantte een bord soep voor haar neus. Lodewijk greep haar hand. Hij schoof op zijn stoel alsof het ei weer naar binnen was geschoten. “Je vindt het toch niet erg?”
Ze ergerde zich aan de onzekerheid in zijn stem. Haar hoofd bonkte. Lodewijk praatte maar zijn woorden gleden langs haar heen. Ze wendde haar blik af en keek weer naar het schilderij aan de muur. Haar adem stokte toen ze ontdekte dat het veranderd was: de snavels van de vogels bewogen, ze kon ze horen zingen. De gestalte op de tak begon met de voeten te zwaaien. Verwonderd zag ze dat zij die figuur was. Eén van de groene pumps bungelde aan haar teen. Haar blonde haren leken nog lichter door de grauwe achtergrond. Ineens wist ze dat ze hier niet hoorde. Ze moest weg.
“Eva?”
Ze schudde haar hoofd om het beeld kwijt te raken en mompelde: “Lieverd, ik vind het niet erg.” De stoelpoten krijsten toen ze naar achter schoof. “Ik ga me even opfrissen.”
Op pantykousen liep ze langs de muzikanten. Het donkere geluid van de tuba deed haar trommelvliezen pijnlijk trillen en moedigde het mannetje in haar schedel aan nog harder te keer te gaan met de hamer. Voor ze de toiletruimte in schoot zag ze het groene nooduitgangbordje boven de deur aan het einde van de gang.

Ze graaide in haar tas, vond een paracetamol en slikte hem met wat water door. De vrouw in de spiegel keek haar aan en ze wendde haar blik af. Het licht leek te pulseren door het gebonk ik haar hoofd. Ze griste een papier uit de houder en veegde met driftige bewegingen haar handen droog. Toen haalde ze een paar keer diep adem en liep het restaurant in. Aan de andere kant van de ruimte was Lodewijk verwikkeld in een geanimeerd gesprek met de ober. Hij lachte opgeruimd.
Er kriebelde iets aan haar hand en Eva ontdekte een natte snipper donkergrijs papier dat aan haar vinger was blijven plakken. Ze wierp nog één blik op de pratende Lodewijk, draaide zich om en liep de gang op.
0 Reacties

    RSS-feed

Aangestuurd door Maak uw eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • Bibliografie
  • Biografie
  • Blog