ninetekst
  • Home
  • Tikva
  • Chana
  • Machla
  • De dromer en het slangenmeisje
  • Buitengewone vrouwen zoals jij
  • Over Nine
  • Blog

Dansend licht

21/4/2014

 
Foto
“Als het erop aankomt, sta je er alleen voor.”
Deze zin herhaalt zich in haar hoofd terwijl ze met obsessieve precisie de grauwe modder op haar lichaam smeert. Het goedje voelt koud op haar huid. Zacht klinkt haar stem: “Ik ben alleen.”
De grauwe muren zuigen haar woorden op. Het licht van het flakkerende olielampje geeft haar bewegingen groteske schaduwen. Ze dansen over de muren, lachen haar uit.
Ze schrikt als een jongen zonder kloppen de ruimte binnenstapt. Nors zet hij een zware emmer vlakbij haar neer en loopt weg, zonder iets te zeggen. Ook hij zit van top tot teen onder een laag blubber.

Haar handen scheppen mechanisch de modder uit de emmer waardoor er een dompige, zware geur vrijkomt. De derrie voelt lekker tussen haar vingers. Als ze haar lange haar heeft volgesmeerd, klinkt er een stem vanachter de deur: “Het is tijd.”
Het meisje komt moeizaam overeind en loopt de gang op. Om de zoveel meter zit een kleine nis met een olielampje dat een zwak, geel schijnsel verspreidt. Moe sjokt ze naar de gemeenschaps-ruimte, waar eens in de zoveel tijd de meeste moddermensen samenkomen. Haar benen zijn zwaar. Ze zucht diep als ze de zaal binnenstapt. De ruimte resoneert van de bewegende en pratende mensen. Als ze weg kon blijven, had ze dat zeker gedaan. De overdaad aan olielampen en kaarsen zorgt voor een aardige verlichting. Ondanks de dikke laag aarde op haar huid voelt ze zich naakt. Onrustig bekijkt ze de rijen stoelen, zoekt een onopvallend plekje achterin. Ze voelt hoe het moddermens op de stoel naast haar even opzij kijkt en haar blik over haar lichaam laat glijden. De magere vrouw buigt zich naar haar toe: “Hoe is het nu met je?”
Terwijl ze de intenties van de vrouw probeert te peilen, valt haar oog op de mooie versieringen die de vrouw in het laagje modder op haar huid heeft laten aanbrengen. Onzeker pulken de vingers van het meisje aan de ruwe korsten slijk op haar arm. Even kijkt ze de vrouw in de ogen. De gretigheid in haar stem doet haar zwijgen. Het vermoeden dat de interesse geveinsd is, wordt bevestigd als de vrouw opgewekt begint te babbelen: “De nicht van mijn moeder kreeg dezelfde ziekte als jij en ze is er heel oud mee geworden, het komt vast goed.”
Het meisje voelt een lichte afkeer als de vrouw haar even op de been klopt. Ze sluit zich af voor haar geklets en staart blind voor zich uit.

Als ze ‘s avonds op haar mat ligt, spoelen warme tranen de aarde van haar gezicht. Het olielampje heeft ze uitgedaan, waardoor het aardedonker is. Onrustige gedachten, die ze nauwelijks kan bijbenen, houden de slaap op afstand. Net als alle voorgaande nachten. Verontwaardiging doet haar bloed sneller stromen als ze denkt aan de magere vrouw. Alsof oud worden het belangrijkste is. Van haar mocht het leven vannacht stoppen, gewoon niet meer wakker worden. Het volgende moment gaan haar gedachten naar de man die tijdens de bijeenkomst vertelde over leven buiten deze stenen grotten. Leven in het licht. Ze voelde hoe paniek haar keel dichtkneep terwijl de man praatte. Ze kon toch niet zo in het licht? Haar Maker ziet haar aankomen. Alleen al de gedachte aan een ontmoeting met hem laat de schaamte door haar heen golven. Ze hoort een vertrouwde fluistering in haar hoofd: “Jij hoort hier, in het donker.”
Haar ogen vallen dicht, maar haar slaap is rusteloos.

Als ze de volgende ochtend wakker wordt, merkt ze meteen de verandering op. In de muur aan haar voeteneinde zit een piepkleine kier waar vreemd helder licht door naar binnen stroomt. Het doet pijn aan haar ogen. Diep van binnen weet ze wat ze moet doen, maar ze negeert het. Weer komt de jongen met de emmer modder, deze keer kijkt hij even geërgerd naar de kier voor hij verdwijnt. Weer begint ze zich in te wrijven. Ze smeert haar huid nog dichter in dan anders. Ze weet dat de duisternis haar thuis is. De Maker zit echt niet op haar te wachten. De kleine opening in de muur maakt ze dicht met het dikke slijk.

Ze is het heldere licht alweer vergeten als ze op een nacht huilend wakker wordt. In haar droom zag ze een man. Hij lag op zijn knieën in het gras. Bomen met grillige takken, die wel honderd jaar oud leken, staken her en der uit de grond om hem heen. Het licht was donkerblauw en de schaduwen diepzwart. De uitdrukking van de man staat op haar netvlies gebrand. Verdriet sprak uit zijn blik en ook iets anders. Liefde, leek het wel. Liefde voor haar. Ze had hem iets gegeven. Iets waarop hij al heel lang wachtte.
Ze rolt van haar mat en voelt met haar vingers langs de muur naar waar de kier heeft gezeten. Al snel raakt ze het losse, korrelige slijk. Met haar nagels krabt ze de droog geworden aarde weg. Ze knijpt haar ogen dicht als het heldere licht weer naar binnen valt. Schichtig kijkt ze om zich heen voordat ze verder krabt. De muur is minder sterk dan ze dacht. Met haar handen kan ze de kier zo groter maken. Zo probeert door het gat te kijken, maar het licht is te fel voor haar ogen. Ze zweet van de inspanning en even leunt ze tegen de muur. Op dat moment steekt iemand aan de andere kant van de muur zijn hand naar binnen. De open hand blijft met de palm naar boven voor haar neus hangen. Het is een grote, eeltige werkhand, die bloot lijkt omdat hij niet bedekt is met modder. Met afschuw ziet het meisje het grote, rafelige litteken aan de binnenkant van zijn pols. Diep van binnen weet ze dat ze hand moet pakken. Zonder nadenken legt ze haar hand in de zijne. Meteen hoort ze een warme lach, lieflijke muziek voor haar oren. Hoe het kan, snapt meisje niet, maar het volgende moment heeft de man haar grote lichaam door het kleine gat naar buiten getrokken. Ze  knijpt in zijn hand terwijl ze verblind door het felle licht op de grond in elkaar zakt. Zonder hem te zien weet ze dat hij de man uit haar droom is. Hij trekt haar naar zich toe en legt zijn vingers over haar ogen.
“Het licht went wel,” voorspelt hij. Zijn rust straalt naar haar uit en het meisje ontspant zich.
Ze fluistert: “Jij… Ben jij de Maker?”
Hij antwoordt: “Ik ben.”
Het meisje siddert: “Ik dacht dat je heel anders was.”
“Ik weet het.”
De pijn die ze eerder in de droom in zijn ogen had gezien, hoort ze nu in zijn stem.
“Het spijt me zo,” zegt ze hees.
“Ik weet het.”
“Ik dacht dat ik voor het donker gemaakt was.”
“Ik houd van je, net als mijn vader. Je bent een kind van het licht.”
Haar ogen, die al aan het licht wennen, worden gevangen door zijn intense blik: “Je voelde je alleen en ik weet dat het pijn deed. Maar ik ben altijd bij je. Altijd.”
Het meisje leunt met haar hoofd tegen zijn schouder, zijn arm om haar heen. Zo blijven ze zitten. Dan voelt ze een zacht kneepje in haar arm: “Kom, we gaan de modder van je afwassen.”
Hij springt op en pakt haar bij de hand. Het meisje kijkt verwonderd om zich heen. Ze legt haar hoofd in haar nek om de zachtrode lucht te bewonderen. Haar neusvleugels trillen als ze de zoete geur van de bloemen opsnuift. De Maker plukt een knalrode klaproos en wijst op de fijne meeldraden en de stampers.

"Wat heb je dat prachtig gemaakt,” fluistert het meisje.
Ze geniet zoals ze nooit eerder genoten heeft en haar Maker lijkt van haar te genieten. Zonder iets te zeggen wandelen ze naar een klein houten huisje. Nog voor ze bij het lage deurtje zijn, zwaait hij open. Een gezette vrouw komt met een brede lach naar buiten lopen. Ze veegt haar handen af aan haar vrolijke schort.
“Tot straks,” fluistert de Maker.
Ze gaat met de vrouw naar binnen. Daar staat een bad voor haar klaar. Slierten stoom kussen het plafond. Verbaasd ziet ze dat het water constant in beweging is, het lijkt wel of er een sterke stroming in staat. Stevig boent de vrouw haar lichaam tot alle modder is verdwenen. Dan loopt ze naar een grote houten kast, die prachtig is afgewerkt met sierlijke randen en gekerfde figuren. Als de vrouw de deur open doet, ziet ze eindeloze stapels kleren. De vrouw zoekt even, pakt dan een fleurige jurk en trekt die over haar hoofd. Hij zit als gegoten. De stof voelt heerlijk zacht op haar huid en de zachtgele en mosgroene kleuren passen precies bij haar.
“Die hing hier al op jou te wachten,” verklaart de vrouw vriendelijk als ze haar verraste blik ziet.
Even voelt ze zich beschaamd: “Ik heb zo weinig van de Maker begrepen.”
De vrouw omhelst haar. “Ik weet het. Maar nu begrijp je het wel. Nu weet je dat je niet alleen bent. Nooit. Op de Maker kun je vertrouwen.”
En met een lach: “Kom, we gaan naar hem toe, hij wil je nog aan iemand laten zien.”



Reageren is niet langer mogelijk.

    RSS-feed

    Vrouwen in de Bijbel​

    Hieronder wat links naar blogs over vrouwen uit de Bijbel:

    ​Sara - Lach met Sara
    Sara2 - de binding van Izaäk
    ​Hagar - zij gaf God een naam
    Lea - Lea dankte de Eeuwige
    ​Rachel - Rachels pijn
    ​Tamar - de stoutmoedige
    Mirjam - Mirjam en het water
    ​Rachab - De wijze Rachab
    ​Debora - En Debora zong
    Jaël - De krijger
    Ruth - De dappere
    Hanna - Hanna krijgt wat ze wil
    Michal - Michal hield van David
    ​Abigaïl - De ideale vrouw
    ​Bathseba - Zij die begeerd werd
    ​Esther - De geheimzinnige
    ​Judit - De krachtige
    Maria - De moeder
    Maria - Hoop (kort verhaal over de moeder van Jezus)
    ​Maria - Apostel van de apostelen
Aangestuurd door Maak uw eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • Tikva
  • Chana
  • Machla
  • De dromer en het slangenmeisje
  • Buitengewone vrouwen zoals jij
  • Over Nine
  • Blog